Art. 12. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 26/02/2025)
§1. De subsidies, door het FWO verleend, worden in een overeenkomst nader omschreven.
§2. De gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur wordt contractueel beheerd door een aanwijsbare onthaalinstelling die over een zakelijk of bijzonder recht uit overeenkomst (eigendom, mede-eigendom, vruchtgebruik, …) op de infrastructuur beschikt, en die ook verantwoordelijkheid heeft over het optimale gebruik van de infrastructuur en het beheer van de kosten die daaraan verbonden zijn.
§3. In het geval van middelzware onderzoeksinfrastructuur is de onthaalinstelling:
- ofwel een Vlaamse universiteit;
- ofwel een gemandateerd orgaan van een Vlaamse universiteit;
- ofwel een samenwerkingsverband tussen één of meer Vlaamse universiteiten;
- ofwel een vereniging, stichting of vennootschap die door één of meer Vlaamse universiteiten wordt gecontroleerd. De controle over een vereniging of stichting moet samenvallen met het bezit van de meerderheid van stemmen in de raad van bestuur. De controle over een vennootschap wordt geïnterpreteerd in de zin die artikel 5 van het Wetboek van vennootschappen daaraan geeft.
§4. Het FWO zal een overeenkomst afsluiten met de onthaalinstelling van de promotor-woordvoerder. In geval de onderzoeksinfrastructuur gemeenschappelijk door een promotor of copromotoren in verschillende onthaalinstellingen wordt gebruikt of beheerd, dient iedere promotor en onthaalinstelling deel uit te maken van de overeenkomst.
§5. Indien het een inter-universiteit aanvraag betreft, zal deze overeenkomst pas van kracht worden nadat er aan het FWO een samenwerkingsovereenkomst wordt voorgelegd die werd afgesloten tussen de verschillende betrokken onderzoeksgroepen of hun respectievelijke instellingen. In deze samenwerkingsovereenkomst worden de modaliteiten vastgelegd van de samenwerking tussen de verschillende onderzoeksgroepen en hun respectievelijke instellingen in het kader van de uitvoering van de onderzoeksinfrastructuur. De samenwerkingsovereenkomst bevat onder andere bepalingen met betrekking tot de volgende onderwerpen:
- de zakelijke rechten of bijzondere rechten uit overeenkomsten
die de verschillende instellingen waarvan de onderzoeksgroepen deel uit maken, kunnen doen gelden op de gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur (eigendom, mede-eigendom, vruchtgebruik,…);
- de financieel waardeerbare inbreng van de verschillende onderzoeksgroepen of hun respectieve instellingen bij de aanschaf, installatie, constructie, onderhoud en/of bediening van de gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur en de eraan verbonden kosten;
- de (niet-)aanrekening van btw bij de onderlinge verrekening van kosten;
- de (potentiële) mogelijkheden die de toekenning van subsidiëring door het FWO biedt voor de participatie van de verschillende instellingen aan en hun positie binnen andere onderzoeksfinancieringsmechanismen;
- de toegang tot en het gebruik van de gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur door de verschillende onderzoeksgroepen, met een eventuele prioriteitsregeling en
- een bemiddelingsmechanisme ingeval van conflicten over de interpretatie en uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst of andere zaken die verband houden met de realisatie van de door het FWO gesubsidieerde onderzoeksinfrastructuur.
§6. Indien het een aanvraag betreft waarin (een) derde(n) betrokken word(t)(en), zal de overeenkomst tussen het FWO en de onthaalinstelling en de promotor-woordvoerder pas van kracht worden nadat aan het FWO de overeenkomst(en) word(t)(en) voorgelegd die met betrekking tot de uitvoering van de onderzoeksinfrastructuur gesloten werd(en) tussen de betrokken onderzoeksgroep(en) of zijn/hun (respectieve) instelling(en) en de betrokken derde(n).
§7. Derden kunnen nimmer begunstigde zijn van de subsidiëring. Deze subsidiëring wordt nimmer doorgestort aan bedoelde derden of aan een rechtspersoon waarin de subsidiegerechtigden samen met deze derden participeren.
§8. Derden kunnen te allen tijde participeren aan een gesubsidieerd investeringsinitiatief. Zij kunnen als tegenprestatie voor een financieel waardeerbare inbreng. i.e. een bepaalde financiële, personele of materiële inbreng in het investeringsinitiatief een gelimiteerd recht van gebruik of toegang tot, ten aanzien van de onderzoeksinfrastructuur doen gelden. Er dient een schatting van de waarde in euro vermeld te worden van de inbreng door derden.
Art. 13. Samenwerking met buitenlandse organisaties ingeval de te subsidiëren middelzware onderzoeksinfrastructuur zich in Vlaanderen zal bevinden (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 26/02/2025)
§1. Buitenlandse organisaties (publieke en private onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen, bedrijven,…) kunnen betrokken worden bij infrastructuur-investeringsinitiatieven. Vanuit juridisch oogpunt worden zij in dat geval behandeld als derden. Derden kunnen op geen enkele wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, subsidies ontvangen. Ze kunnen een reële, financieel waardeerbare inbreng hebben in een onderzoeksinfrastructuur.
Dit betekent (1) dat ze als tegenprestatie voor hun financieel waardeerbare inbreng enkel een gelimiteerd recht van gebruik ten aanzien van de onderzoeksinfrastructuur kunnen verwerven en (2) dat ze nooit begunstigde kunnen zijn van subsidiëring, waarbij deze subsidiëring nooit aan hen of aan een rechtspersoon waarin ze samen met de subsidiegerechtigden participeren, doorgestort kan worden.
Uit het voorgaande volgt dat:
- buitenlandse organisaties te allen tijde betrokken kunnen worden bij de cofinanciering van middelzware onderzoeksinfrastructuur;
- buitenlandse organisaties betrokken kunnen worden bij de gezamenlijke bouw van middelzware onderzoeksinfrastructuur en
- buitenlandse onderzoekers uitgenodigd kunnen worden om in of met de gesubsidieerde middelzware onderzoeksinfrastructuur te werken.
§2. Hierbij moet bijzondere aandacht besteed worden aan de (gevolgen van de) juridische vormgeving van het samenwerkingsverband tussen de Vlaamse universiteit(en) en de buitenlandse organisaties, in het bijzonder wat betreft cofinanciering of gezamenlijke bouw. Het is aangewezen dat hiervoor een internationale vereniging zonder winstoogmerk naar Belgisch recht wordt opgericht, waarin de Vlaamse universiteit(en) de meerderheid van de stemmen in de raad van bestuur bezitten.
Art. 14. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 26/02/2025)
In beginsel duren de overeenkomsten vier jaar en zijn ze eventueel met maximum twee jaar verlengbaar.
Art. 15.
Het opgemaakte contract zal eenzijdige verbrekingsclausules omvatten, die in ieder geval van vooropzegbepalingen zullen vergezeld zijn.
Art. 16.
Het FWO zal de onthaalinstellingen verzoeken hun instemming te willen geven betreffende het installeren, in hun lokalen, van de door het FWO ondersteunde infrastructuur. Het akkoord van de hoofden van de onthaalinstellingen zal worden gevraagd aangaande de toegankelijkheid, voor onderzoekers van andere instellingen, tot de installaties ter beschikking gesteld door het FWO.
Art. 17.
Daar de subsidies uitsluitend worden toegekend voor de installatie of bouw van onderzoeksinfrastructuur goedgekeurd door het FWO, zijn de promotoren verplicht ze alleen hieraan te besteden. Zodra hun aanwending deze verplichting niet meer nakomt, zullen de subsidies- of hun saldi - moeten terugvallen aan het FWO.
Art. 18. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 26/02/2025)
Elke fundamentele verandering aan de goedgekeurde aanvraag moet aan het FWO meegedeeld worden en zal het voorwerp uitmaken van een onderzoek, gelijk aan die voor een nieuwe aanvraag en zal in een aanpassing van de overeenkomst, die de oorspronkelijke overeenkomst niet verlengt, worden opgenomen. Elke gedeeltelijke wijziging van de onderzoeksinfrastructuur, alsook elke wijziging van de voorziene uitgaven, moeten vooraf de goedkeuring van het FWO bekomen.