Skip to content
Login E-loket

Reglement tot regeling van het mandaat aspirant voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek

Goedgekeurd bij beslissing van de raad van bestuur op 25/10/2017

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen en toepassingsgebied

Art. 1.

Krachtens artikel 18 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid en het besluit van de Vlaamse regering van 29 mei 2009 tot regeling van de toekenning van doctoraatsbeurzen voor de uitvoering van projecten van strategisch basisonderzoek verleent de Vlaamse Regering het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  een toelage ter ondersteuning van individuele onderzoekers.

Art. 2.

§1. Dit reglement regelt de ontvankelijkheid van de kandidatuur, de aanstelling, uitvoering hernieuwing, schorsing en beëindiging van het mandaat doctoraatsbeurzen aspirant strategisch basisonderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, de berekening en storting van de beurs en de rechten en plichten, arbeidsongevallen, aansprakelijkheid, kinderbijslag en jaarlijkse vakantie van houders van de beurs.

§2. De interne en externe peer review met betrekking tot de evaluatie van de onderzoeksaanvragen in het kader van de beurs wordt geregeld door het reglement FWO – Interne en externe peer review.

§3. Onderhavig reglement geldt onverminderd het algemeen reglement van het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

§4. Uitgebreide informatie, volledige reglementen en formulieren zijn online beschikbaar.

Art. 3.

De jaarlijkse oproep voor doctoraatsbeurzen aspirant strategisch basisonderzoek loopt gelijktijdig met de oproep doctoraatsbeurzen aspirant fundamenteel onderzoek. Een kandidaat kan maar voor een van deze beide oproepen een mandaataanvraag indienen, zoals ook bepaald door artikel 7 van het algemeen reglement van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. Bij afwijzing kan de kandidaat nog één keer een nieuwe aanvraag indienen voor één van beide oproepen en voor zover nog aan de ontvankelijkheidsvereisten wordt voldaan.

Hoofdstuk 2. Ontvankelijkheid kandidaturen

Art. 4. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  23/10/2019)

§1. De mandaathouders aspirant strategisch basisonderzoek dienen verbonden te zijn aan een universiteit in de Vlaamse Gemeenschap, eventueel in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling waar ze hun onderzoek uitvoeren.

§2. Een deel van het onderzoek kan tijdens het mandaat, mits toestemming van de promotor, in een Belgische of niet-Belgische organisatie worden uitgevoerd, voor een periode van respectievelijk maximum 12 maanden of 6 maanden per beurstermijn van 2 jaar, op voorwaarde dat deze samenwerking significant bijdraagt tot het doctoraatsproject en er een schriftelijke overeenkomst wordt afgesloten tussen de onthaalinstelling en de organisatie, waarin afspraken worden vastgelegd met betrekking tot de intellectuele eigendomsrechten. Er kan geen exclusief gebruiksrecht of eigendomsoverdracht aan de betrokken Belgische of niet-Belgische organisatie worden toegestaan. Indien het onderzoek buiten België plaatsvindt, dient voorafgaandelijk toestemming te worden gevraagd aan het FWO.

Art. 5.

De kandidaten dienen hun aanvraag in te dienen en te verdedigen in het Engels met het oog op de internationale peer review.

Art. 6. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  20/12/2023)

§1. De kandidaat dient bij de start van het mandaat houder te zijn van een diploma dat minstens evenwaardig is aan een masterdiploma dat aansluit op een bachelordiploma en uitgereikt werd door de daartoe bevoegde instellingen van een van de landen van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

§2. Diploma’s uitgereikt door de daartoe bevoegde instellingen in een van de landen van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of diploma’s uitgereikt door de daartoe bevoegde instellingen uit de Franstalige Gemeenschap worden erkend als gelijkwaardig met diploma’s uitgereikt door de daartoe bevoegde instellingen uit de Vlaamse Gemeenschap overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse Regering tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs van 11 oktober 2013, de toepasselijke Europese richtlijnen of een bilateraal akkoord.

§3. Kandidaten met een diploma dat niet is uitgereikt door de bevoegde instellingen uit één van de landen van de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, dienen bij de start van het mandaat houder te zijn van een diploma dat minstens evenwaardig is aan een masterdiploma dat aansluit op een bachelorsdiploma en een verklaring waarin het betrokken universiteitsbestuur bevestigt dat het de kandidaat toestaat een doctoraatsproefschrift voor te bereiden.

§4. Voor de regeling van paragraaf §1 en §3 worden master-na-masterdiploma’s, zoals omschreven in het Hoger Onderwijsregister op www.hogeronderwijsregister.be, niet in overweging genomen.

Art. 7. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018, 27/06/2018, 26/06/2019 en 18/09/2019)

§1. Het masterdiploma of daarmee gelijkwaardig diploma, op basis waarvan de aanvraag wordt ingediend, dient ten vroegste drie jaar voor de uiterste indiendatum van de oproep te worden behaald.

§2. De in paragraaf 1 bepaalde grens wordt met één jaar verlengd indien binnen een aaneensluitende periode van 365 dagen een aaneensluitende periode van minstens drie maanden moederschapsverlof en/of voltijds ouderschapsverlof en/of voltijds ziekteverlof en/of militaire dienstplicht in het land waarvan men onderdaan is en/of verplichte burgerdienst in het land waarvan men onderdaan is, heeft plaatsgevonden tussen de datum van het betrokken masterdiploma en de aanvraag. De maximale verlenging bedraagt het dubbele van de grens zoals bepaald in paragraaf 1.

§3. De in paragraaf 1 bepaalde grenzen worden verlengd met de duur van de gevolgde opleiding tot arts-specialist, apotheker-specialist en dierenarts-resident voor zover deze opleiding een duur kent van meer dan 1 jaar.  Een éénjarige opleiding kan geen verlenging van de in paragraaf 1 bepaalde grenzen tot gevolg hebben.

§4. Het directiecomité van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  kan uitzonderlijk afwijken van de in paragraaf 1 bepaalde grenzen in gevallen waar omwille van sociale en medische redenen, ofwel in het voortraject een onderbreking voorkomt, ofwel een verminderd arbeidsrendement zich heeft voorgedaan.

Art. 8. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 27/06/2018 en 24/10/2018)

§1. De wetenschappelijke ervaring van kandidaten, zowel op bezoldigde als op onbezoldigde basis, sinds het behalen van een masterdiploma of gelijkwaardig diploma, mag op de uiterste indiendatum van de oproep de periode van 18 maanden niet overschrijden.

§2. Onder voorafgaande wetenschappelijke ervaring worden alle soorten wetenschappelijke activiteiten verstaan, ook als ze inhoudelijk niet aansluiten bij het doctoraatsvoorstel of als ze niet omschreven kunnen worden als doctoraatswaardig onderzoek, zoals toepassings- of beleidsgericht onderzoek of dienstbetoon.

Aanstellingen bij universiteiten of hogescholen zoals bij Tetra, BOF, VLAIO-projecten, SBO, of assistentenmandaten worden steeds meegerekend, tenzij de kandidaat werd aangesteld in een niet-onderzoeksgerelateerd statuut, bijvoorbeeld als praktijk- of onderwijsassistent, of administratief of technisch personeel.

Indien de kandidaat werkzaam was in een bedrijf, is de functieomschrijving mee bepalend.

§3. Bij het bepalen van de periode van 18 maanden uit de eerste paragraaf wordt rekening gehouden met het tewerkstellingspercentage.

Hoofdstuk 3. Aanstelling en uitvoering

Art. 9.

De aanvragen worden aan de expertpanels, die de kandidaten beoordelen, voorgelegd. De expertpanels brengen verslag uit aan de raad van bestuur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen. De aanstelling gebeurt door de raad van bestuur van het FWO.

Art. 10. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/03/2018)

§1. Het onderzoeksproject, dat door de houders van een beurs wordt voorgesteld, dient te worden uitgevoerd onder de leiding van een promotor, eventueel in samenwerking met copromotoren.

§2. De promotor dient over minimum één van de volgende aanstellingen te beschikken:

  • een minimale ZAP-aanstelling of een equivalente aanstelling met doctoraat van minimaal  50 procent aan een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 4 van dit reglement;
  • een aanstelling als onderzoeksdirecteur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen;
  • een ERC Grant met een hoofdonthaalinstelling vermeld in artikel 4 van dit reglement;
  • een Odysseus II-toelage met een Vlaamse universiteit als hoofdonthaalinstelling.

Een promotor die geen van voornoemde aanstellingen geniet behalve een ZAP-aanstelling met aanstellingspercentage van minder dan 50 procent maar van minimum 10 procent kan als promotor optreden indien hij

  • beneficiant is van een onderzoeksmandaat van het FWO;

of daarnaast aangesteld is in:

  • een hoofdonthaalinstelling, zoals opgesomd in artikel 4 van dit reglement;
  • een Vlaams academisch ziekenhuis;
  • een Vlaams ziekenhuis met academisch karakter;
  • een erkende Vlaamse of federale onderzoeksinstelling;
  • een Strategisch Onderzoekscentrum (SOC)
  • een academische opleiding van een Vlaamse School of Arts.

Daarbij dient het totaal aan aanstellingspercentage in de in deze paragraaf genoemde instellingen minstens 70% van een voltijds equivalent te bedragen.

Daarnaast kan een kandidaat met zowel een ZAP-aanstelling van 5% als een aanstelling van kliniekhoofd of adjunct-kliniekhoofd of een gelijkgestelde functie in een Vlaams Academisch Ziekenhuis eveneens als promotor(-woordvoerder) optreden.

§3. Alle copromotoren zijn ZAP of onderzoekers met minimaal een postdoctoraal niveau.

Art. 11.

Het al dan niet ondergaan van een medisch onderzoek door de mandaathouders in de bedrijfsgeneeskundige dienst van de instelling waar ze hun onderzoek doorvoeren is afhankelijk van de eigen reglementering van hun onthaalinstelling. Indien er volgens de reglementering van hun onthaalinstelling een medisch onderzoek noodzakelijk is, zal hun aanstelling slechts ingaan indien het attest van dat geneeskundig onderzoek gunstig is.

Art. 12.

§1. De doctoraatsbeurs aspirant strategisch basisonderzoek is onderworpen aan het toepassingsgebied van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zoals bepaald in artikel 15, 2° van dat Koninklijk Besluit.

§2. De doctoraatsbeurs aspirant strategisch basisonderzoek is vrijgesteld van personenbelasting overeenkomstig artikel90, 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van 10 april 1992, de Com. I.B. 41/22 en Circulaire Ci. RH 241/430.824 van Directie II/6.

§3. Overeenkomstig artikel 143, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van 10 april 1992 en de Com. I.B. 136/27 worden beurzen niet als bestaansmiddelen beschouwd.

Houders van een beurs kunnen als fiscaal ten laste worden beschouwd.

Hoofdstuk 4. Duur mandaat

(zoals gewijzigd bij beslissing raad van bestuur 29/03/2023)

Art. 13.

§1. Het mandaat aspirant fundamenteel onderzoek bestaat uit twee aaneensluitende periodes van 2 jaar. De totale duur van het mandaat aspirant fundamenteel onderzoek bedraagt 4 jaar.

§2. Tijdens het tweede mandaatjaar, ongeacht eventuele schorsingen, roept het Fonds Wetenschappelijke Onderzoek - Vlaanderen de houders van een beurs op om een interim verslag in te dienen en de promotor om het advies over het voortzetten van de beurs in te dienen. Deze documenten dienen tijdig en op de door het FWO aangegeven wijze worden bezorgd.

Op basis van deze documenten beslist de raad van bestuur van het FWO over de voorzetting van het mandaat. Bij gebrek aan of laattijdig advies, bij een negatief advies, bij gebrek aan of laattijdig interim verslag zal het mandaat worden stopgezet na het verstrijken van de eerste beurstermijn van twee jaar.

§3. De raad van bestuur van het FWO heeft het recht de promotor en/of houder van een beurs op gelijk welk ogenblik op te roepen om toelichtingen te verschaffen over het verloop van de doctoraatswerkzaamheden.

§4. De houder van een beurs heeft het recht, ongeacht het advies van de promotor, de raad van bestuur van het FWO te verzoeken voor een expertpanel te kunnen verschijnen voor de verdediging van zijn of haar dossier. Het oordeel van het expertpanel over al dan niet voortzetten van de beursovereenkomst heeft steeds voorrang op het advies van de promotor.

Hoofdstuk 5. Rechten en plichten van de houders van een beurs

Art. 14.

De houders van een beurs verbinden zich ertoe een doctoraat op proefschrift voor te bereiden.

Art. 15.

§1. De houders van een beurs vallen onder de administratieve en juridische bevoegdheid van de raad van bestuur van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, vertegenwoordigd door zijn voorzitter en zijn secretaris-generaal. De houders van een beurs vallen onder de disciplinaire bevoegdheid van de academische overheid van de universiteit.

§2. De houders van een beurs verbinden ertoe de reglementen van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  en die van de academische overheden van de universiteit na te leven.

§3. Van kandidaten met een academisch diploma afgeleverd door een universiteit buiten de Vlaamse Gemeenschap wordt verondersteld dat zij het Nederlands dermate beheersen om de inschakeling in de onderzoeksomgeving in Vlaanderen mogelijk te maken.

Art. 16.

De houders van een beurs mogen slechts omwille van behoorlijke en verantwoorde motieven en mits toestemming van hun promotor en van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen, het onderwerp van hun onderzoek aanpassen. Zij kunnen niet van onthaalinstelling veranderen, tenzij de betrokken onthaalinstellingen dat formeel toestaan.

Art. 17.

De concrete plaats waar de houder van een beurs zijn werkzaamheden uitvoert, kan in overleg met de onthaalinstelling worden bepaald.

Art. 18. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  23/10/2019)

§1. De houders van een beurs zijn verplicht een doctoraatsopleiding zoals bepaald door de onthaalinstelling te volgen. Bij het behalen van het doctoraatsdiploma dienen zij deze doctoraatsopleiding met goed gevolg te hebben beëindigd. Indien reeds een doctoraatsopleiding of equivalent werd gevolgd of een vrijstelling werd verkregen van de onthaalinstelling, dient de betrokken mandaathouder het certificaat en/of de nodige bewijsstukken aan het FWO te bezorgen.

§2. Een aspirant kan, mits akkoord van de promotor, en afhankelijk van de vormingsnoden en het carrièreplan maximaal 20 procent van de beschikbare tijd in het kader van het mandaat besteden aan andere activiteiten dan het eigen doctoraatsonderzoek die bijdragen tot de opleiding, al dan niet in het kader van de doctoraatsopleiding, op voorwaarde dat de afwerking van het doctoraatsproefschrift binnen de duur van het mandaat niet in het gedrang komt. Deze activiteiten kunnen bestaan uit administratieve of klinische taken, het werken aan ander onderzoek of dienstverlening, vormingsactiviteiten, onder andere een stage en een educatieve master, of het ondersteunen van onderwijs. Het ondersteunen van onderwijs dient steeds te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van een lid van het zelfstandig academisch personeel. Een aspirant kan onder geen beding als verantwoordelijke of titularis worden aangeduid van een opleidingsonderdeel.

§3. Aspiranten die klinische taken dienen uit te voeren in kader van hun opleiding tot arts-specialist kunnen, mits akkoord van de promotor, maximaal 40 procent van de beschikbare tijd in het kader van hun mandaat besteden aan deze taken, op voorwaarde dat de afwerking van het doctoraatsproefschrift binnen de duur van het mandaat niet het gedrang komt.

§4. Bij het bepalen van de tijdbesteding van deze taken dient de reële werklast te worden beschouwd, inclusief voorbereiding en gerelateerde activiteiten. De aspirant rapporteert per mandaatjaar aan het FWO welke activiteiten er in het kader van dit artikel worden uitgevoerd gedurende het mandaat.

Art. 19. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  23/10/2019)

§1. Een aspirant mag, mits toelating van de onthaalinstelling, buiten de onthaalinstelling en buiten het mandaat een bezoldigde activiteit uitvoeren, op voorwaarde dat deze niet in functie staat van de voorbereiding van het doctoraatsproefschrift, en de vereiste inzet en voortgang van de voorbereiding van het doctoraatsproefschrift niet in het gedrang brengt.

§2. Het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  kan op aanvraag van de houder van een beurs een gehele of gedeeltelijke cumulatie met toelagen voor studieverblijven in het buitenland toestaan.

§3.Titularissen van een reisbeurs van het FWO, de Vlaamse Gemeenschap, de federale regering of in het kader van de culturele akkoorden, mogen deze met hun mandaat cumuleren.

De titularissen van dergelijke reisbeurzen dienen het FWO hiervan in kennis te stellen.

§4. De masters in de rechten, houders van een beurs van het FWO, mogen niet ingeschreven zijn aan de balie.

Art. 20. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  27/09/2023)

De houders van een beurs dienen aan het einde van hun mandaat een verslag over hun wetenschappelijke activiteiten aan het Fonds Wetenschappelijke Onderzoek - Vlaanderen voor te leggen.

Art. 21.

§1. De houders van een beurs dienen op al hun publicaties en overdrukken hun titel van houder van een beurs strategisch basisonderzoek van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  en het FWO-dossiernummer van hun mandaat te vermelden.

§2. Bij alle communicatie met betrekking tot hun onderzoek dient de  FWO-affiliatie van de houder van een beurs vermeld te worden.

Art. 22.

§1. De titularissen van een mandaat die een onderzoeksverblijf in het buitenland wensen door te voeren, dienen de toestemming van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  en de betrokken onthaalinstelling te vragen.

§2.Het buitenlands studieverblijf kan enkel worden toegestaan indien de houder van een beurs tijdens het buitenlands verblijf onderworpen kan blijven aan de Belgische sociale zekerheid. Bijgevolg dient de houder van een beurs minstens 30 kalenderdagen voor zijn vertrek onder de Belgische sociale zekerheid te hebben geressorteerd.

De secretaris-generaal kan uitzonderlijk beslissen, op basis van een gemotiveerd verzoek, om van de voorwaarde om onderworpen te blijven aan de Belgische sociale zekerheid af te wijken.

Art. 23.

De titularissen van een mandaat dienen het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van elke tijdelijke onderbreking van hun onderzoek, ongeacht de oorzaak ervan.

Art. 24.

§1. De mandaathouders dienen als verplicht verzekerde aan te sluiten bij een Belgisch ziekenfonds naar keuze.

§2. Bij ziekte dient de mandaathouder binnen de 48 uur aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  de medische attesten te laten geworden waarin de periode van de ongeschiktheid vermeld is.

Een dubbel van het medisch attest dient, met tussenkomst van zijn promotor, te worden bezorgd aan de bevoegde dienst van de universiteit waar de mandaathouder zijn onderzoek doorvoert.

Art. 25.

De mandaathouder dient het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte te brengen van om het even welke wijziging in zijn situatie, zoals de wijziging in zijn burgerlijke stand, een geboorte, een adresverandering of andere.

Hoofdstuk 6. Schorsing

Art. 26. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van  28/11/2023)

§1. Het mandaat kan om geen enkele reden worden geschorst of verdaagd behalve om de redenen die in dit artikel worden genoemd.

§2. Het mandaat kan geschorst worden tijdens langdurig ziekteverlof, zwangerschaps- en borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof, geboorteverlof ten laste van het ziekenfonds, palliatief verlof en verlof voor medische bijstand. In deze gevallen wordt het mandaat verlengd met de periode tijdens dewelke het mandaat niet werd uitgevoerd uitgevoerd en er door het FWO geen vergoeding/loon werd betaald aan de onderzoeker.

Verlengingen van minder dan twee weken worden niet in aanmerking genomen.

§3. Indien zich voltijdse schorsingen van aaneensluitende periodes van drie maanden hebben voorgedaan, waarbij het mandaat niet werd uitgevoerd, omwille van langdurig ziekteverlof, zwangerschaps- en borstvoedingsverlof, ouderschapsverlof en palliatief verlof, waarbij het mandaat niet werd uitgevoerd en er door het FWO geen vergoeding/loon werd betaald aan de onderzoeker, wordt het mandaat automatisch verlengd met één jaar, waarbij die verlenging ingaat vanaf de oorspronkelijke einddatum van het mandaat. Deze administratieve verlenging wordt slechts eenmaal  verleend en schorsingen tijdens deze automatische verlenging van het mandaat geven geen aanleiding meer tot verdere verlenging van het mandaat.

De hernieuwing van het mandaat moet in elk geval worden aangevraagd tijdens het tweede mandaatjaar.

§4. Het directiecomité van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  kan uitzonderlijk een verlenging tot maximum vijf jaar toewijzen in die gevallen waar zich omwille van sociale en medische redenen een verminderd arbeidsrendement voordoet.

§5. Volgens de ter zake geldende wettelijke bepalingen kan drie maanden op voorhand een tijdskrediet worden aangevraagd. Dit geeft geen aanleiding tot verlenging van het mandaat.

§6. De mandaathouders dienen het FWO zo spoedig mogelijk van alle onderbrekingen van hun werkzaamheden op de hoogte te brengen.

Hoofdstuk 7. Beëindiging

Art. 27.

Met uitzondering van de bepalingen van artikel 19 mogen de titularissen van een onderzoeksbeurs strategisch basisonderzoek geen deel uitmaken van het Assisterend of Zelfstandig Academisch Personeel van  eender welke universiteit of equivalente functieniveaus aan eender welke andere instelling.

Art. 28.

§1. Behoudens de gemeenrechtelijke regels van beëindiging, neemt het mandaat, en derhalve de beursovereenkomst, in de regel een einde na afloop van de termijn van twee jaar.

§2. De beursovereenkomst wordt van rechtswege onmiddellijk ontbonden, zonder enige vergoeding, indien de houder van een beurs niet langer verbonden is aan een onthaalinstelling genoemd in artikel 4 van dit reglement, eventueel in samenwerking met een Vlaamse of federale wetenschappelijke instelling, of indien de promotor niet langer tenminste een van de posities bekleedt zoals opgesomd in artikel 10 van onderhavig reglement.

§3. De houder van een beurs heeft in voorkomend geval  het recht om, in overleg met de onthaalinstelling, een alternatieve promotor voor te stellen, die aan minimaal één van de vereiste criteria zoals bepaald in artikel 10 van onderhavig reglement voldoet, zo ontbinding van de overeenkomst te proberen vermijden.

§4. In geval een ernstige integriteitsinbreuk bij de promotor van de houder van een beurs wordt vastgesteld die volgens de onthaalinstelling ernstig genoeg is om niet meer te kunnen optreden als promotor, kan de houder van een beurs een alternatieve promotor voorstellen in overleg met de onthaalinstelling.

Art. 29.

De beursovereenkomst wordt tevens van rechtswege ontbonden, zonder vergoeding of opzeg aan de onderzoeker, in geval de onderzoeker een integriteitsinbreuk heeft begaan die elke professionele samenwerking tussen het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  en de onderzoeker onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.

Art. 30.

§1. Van zodra het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen kennis krijgt van inbreuken op de wetenschappelijke integriteit van een van zijn onderzoekers hoort het FWO de onderzoeker.

§2. De onderzoeker kan zich laten bijstaan door een raadsman.

§3. Nadat de onderzoeker werd gehoord, kan het FWO een van de volgende beslissingen nemen:

  1. het dossier zonder gevolg klasseren;
  2. de feiten die zich hebben voorgedaan formeel vaststellen en deze vaststelling opnemen in het persoonlijk dossier van de houder van een beurs bij het FWO;
  3. een formele verwittiging geven en deze verwittiging opnemen in het persoonlijk dossier van de houder van een beurs bij het FWO;
  4. de overeenkomst van rechtswege ontbinden zoals voorzien in artikel 16 van onderhavig reglement.

§4. Bij de beoordeling van de aanvraag tot verlenging van het mandaat kunnen  bovenvermelde gevolgen b) en c) in aanmerking genomen worden.

Art. 31.

De houders van een beurs kunnen, voor zover ze het hoofd van de onthaalinstelling, hun promotor en het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  hiervan in kennis hebben gesteld, om het even wanneer van hun mandaat afstand doen.

Hoofdstuk 8. Berekening van de beurs en storting

Art. 32.

§1. Het bedrag van de beurs is beperkt tot het nettoloon dat de begunstigde zou ontvangen als assistent aan een universiteit van de Vlaamse Gemeenschap, zoals bepaald door het Besluit van de Vlaamse regering van 4 mei 2001 tot vaststelling van de salarisschalen van het assisterend academisch personeel van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap..

§2. Het netto beursbedrag per maand bedraagt minimum 2.460,00 euro, geïndexeerd met 2.0399 zoals bepaald op 1 december  2023.

§3. De beurs wordt aangepast naargelang de toegekende geldelijke anciënniteit van de beurshouder. De beurs houdt rekening met de gezinstoestand en is onderworpen aan de sociale zekerheid.

§4.Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage dat de beurshouder ontvangt stemt overeen met het vakantiegeld en de eindejaarstoelage dat deze zou ontvangen als assistent aan een universiteit van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 33. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 27/03/2019, 27/11/2019 en 24/03/2021)

§1. Mandaathouders van het FWO genieten de volledige terugbetaling van de kosten van een abonnement op het openbaar vervoer (trein-tram-bus-metro) voor de verplaatsing van hun domicilieadres naar en van de plaats van het werk. Bij buitenlands domicilieadres worden enkel de verplaatsingskosten tot aan de Belgische grens terugbetaald. 

§2. Een mandaathouder van het Fonds Wetenschappelijke Onderzoek - Vlaanderen heeft recht op een fietsvergoeding per kilometer bij gebruik van de fiets voor:

  • het volledige woon-werktraject, dit is de verplaatsing met de fiets van de woonplaats tot aan de werkplaats, zonder dat een ander transportmiddel wordt gebruikt.
  • een gedeelte van het woon-werktraject, dit is vóór of nadat een ander transportmiddel wordt gebruikt (voortraject of natraject).

Voorwaarden:

  • de mandaathouder gebruikt ten minste 80% van de dagen in een maand waarop hij of zij effectief werkt de fiets voor het woon-werkverkeer.
  • de afstand die de mandaathouder aflegt (enkele rit) bedraagt ten minste 1 kilometer.

Het bedrag per kilometer is gelijk aan het bedrag dat van toepassing is binnen het Paritair Comité 337.

De mandaathouder vraagt de fietsvergoeding via het FWO e-loket.

Elke wijziging in de loop van het jaar wordt onmiddellijk aan de personeelsdienst gemeld.

Art. 34. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 28/06/2023)

De geldelijke instapanciënniteit van houders van een beurs wordt vastgesteld op 0 maanden indien men minder dan negen maanden voor de start van het mandaat het masterdiploma behaalde dat de kandidaat ontvankelijk maakte voor de mandaataanvraag. Voor houders van de beurs die het diploma langer dan negen maanden voor de start van het mandaat behaalden, wordt de instapanciënniteit vastgesteld op 12 maanden.

Art. 35.

De beurs is gekoppeld aan de gezondheidsindex in de mate dat zij toepasselijk is op het academisch personeel van de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 36.

De beurs wordt maandelijks, na het verstrijken van de maand, op een Belgische financiële rekening gestort.

Hoofdstuk 9. Arbeidsongevallen en aansprakelijkheid

Art. 37.

§1. De houders van een beurs zijn krachtens een door de wet vereist verzekeringscontract gedekt tegen risico's van het normale seminarie- en/of laboratoriumwerk, alsmede tegen ongevallen die zich zouden kunnen voordoen op de weg van en naar het werk. Het door de wet vereist verzekeringscontract dekt eveneens de risico’s van het normale seminarie- en/of laboratoriumwerk, alsmede de ongevallen die zich zouden kunnen voordoen op de weg van en naar het werk gedurende de tijdelijke buitenlandse opdrachten waarvoor door het Fonds  Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen voorafgaandelijk toestemming gegeven werd.

§3. De burgerlijke aansprakelijkheid van de mandaathouders is gedekt door een collectieve verzekering, aangegaan door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen.

Art. 38.

§1. Bij een arbeidsongeval dient de personeelsdienst van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  binnen de 24 uur telefonisch op de hoogte te worden gebracht.

§2. De officiële verklaring samen met een medisch attest van vaststelling dient zo spoedig mogelijk naar het FWO te worden gestuurd.

§3. De bedrijfsgeneeskundige dienst van de onthaalinstelling waaraan het mandaat is geaffilieerd, evenals de promotor, dienen van het arbeidsongeval op de hoogte te worden gebracht.

Hoofdstuk 10. Kinderbijslag

Art. 39. (zoals gewijzigd bij beslissing van de raad van bestuur van 27/03/2019)

§1. Elke geboorte van een kind van de mandaathouder dient aan het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen gemeld te worden.

§2. De mandaathouder dient zelf het nodige te doen om zich aan te sluiten bij een kinderbijslagfonds en de vereiste formulieren tot het bekomen van kinderbijslag en kraamgeld dienen bij het gekozen kinderbijslagfonds opgevraagd te worden.

Art. 40.

Om hun recht op kinderbijslag te vrijwaren, dienen de mandaathouders met kinderen ten laste het FWO in kennis te stellen van elke buitenlandse reis in dienstverband. Tevens dienen de mandaathouders tijdens dit verblijf in het buitenland een domicilie in België te behouden.

Hoofdstuk 11. Jaarlijkse vakantie

Art. 41.

§1. De vakantieperioden voor mandaathouders zijn dezelfde als deze bepaald in het reglement van de onthaalinstelling en worden in gemeenschappelijk overleg met de promotor vastgesteld.

§2. De houders van een beurs dienen aan het secretariaat van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen  de data van hun jaarlijkse vakantie op te geven.

§3.Het vakantiegeld, berekend op basis van de beurs van de maand juni, wordt in de loop van de maand mei op de rekening van de mandaathouder gestort.